Noord-Holland
 

Noord-Holland 

bestaat grotendeels uit een kopvormig schiereiland tussen de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer. In het zuiden grenst de provincie aan Zuid-Holland en Utrecht, in het oosten door middel van de Houtribdijk en Hollandse Brug aan de provincie Flevoland en in het noorden door middel van de Afsluitdijk aan de provincie Friesland. De provincie kan worden onderverdeeld in een noordelijk deel ("Hollands Noorderkwartier") en een zuidelijk deel, waarbij het Noordzeekanaal (en vroeger het IJ) als grens fungeert. Ten zuiden van het Noordzeekanaal liggen de stedelijke gebieden van Amsterdam, Haarlem, de Haarlemmermeer met de luchthaven Schiphol en tevens het Gooi, eveneens een dichtbevolkt gebied, maar met een landschappelijk geheel ander karakter (bosrijk en niet geheel vlak). Ten noorden van het Noordzeekanaal bevinden zich de Zaanstreek en andere, kleinere, delen en dorpen. De dichtstbevolkte zone loopt tot iets voorbij de stad Alkmaar. Er bevinden zich in dit deel van de provincie ook landelijker gebieden: Waterland, de grote droogmakerijen Schermer, Beemster, Wormer en Purmer en geheel in het noorden de Kop van Noord-Holland met het uitgestrekte West-Friesland, Wieringermeer, het voormalige eiland Wieringen en het waddeneiland Texel. De westkust van de provincie wordt grotendeels door duinen beschermd. Hier liggen bekende badplaatsen als Zandvoort, IJmuiden, Wijk aan Zee, Egmond aan Zee en Bergen. Waar de duinen door de Noordzee waren verzwolgen, werd de Hondsbossche Zeewering aangelegd. De streek tussen Haarlem, Velsen (aan beide zijden van het Noordzeekanaal), Beverwijk en Alkmaar heet Kennemerland. Een deel van Kennemerland vormt de IJmond, met de Hoogovens en andere industrie: dit is het westelijk gebied van het Noordzeekanaal, met als middelpunt de haven en sluizen van IJmuiden. Ten noorden van Kennemerland ligt de oude marktplaats Schagen en op de noordpunt van het schiereiland de marinehaven Den Helder, tevens veerhaven voor Texel.